Wat een sterkte is is ook een zwakte

Verbondenheid is een sterkte, tenminste in de biologie. Iedereen kent het idee van een voedselpiramide. Algen wordt gegeten door kleine vissen, kleine vissen door grote vissen en grote vissen door aalscholvers. Maar het idee van een voedselpiramide is in de biologie alweer ouderwets. Men spreekt liever over een voedselweb. Grote vissen eten ook wel eens algen en een aalscholver eet wel eens een kleine vis. Als je alle soorten van sloot en plas bij elkaar neemt en je geeft met pijltjes aan wie wie opeet krijg je een voedselweb.

Je kunt dit ook doen met de kinderen in een klas. Wie wil met wie samenwerken? Het resultaat is een sociogram, een beschrijving van de sociale interacties in een groep. Sommige kinderen staan in het centrum, hebben veel lijntjes naar zich toe, andere staan aan de rand, hebben alleen lijntjes van zich af.

En je kunt het doen met een groep mensen, laten we zeggen alle mensen ter wereld. Wie heeft ooit wie een hand gegeven? Dat wordt een erg ingewikkeld plaatje met heel veel lijntjes, die grofweg aangeven welke landen met welke andere landen open en vriendschappelijke betrekkingen onderhouden en welke landen erg geïsoleerd in het wereldgebeuren staan. Tenslotte, in de wetenschap wordt het gedaan met collega’s: met wie heb je ooit een publicatie geschreven? Dat geeft een indruk van de internationale positie van een wetenschapper.

Maar terug naar het voedselweb. Een interessant aspect is dat het voedselweb iets zegt over de stabiliteit van de gemeenschap. Een simpele rechte voedselketen (van alg naar aalscholver) is kwetsbaar. Als je er één soort tussenuit haalt stort alles boven die soort in elkaar. Naarmate er meer zijwegen, dwarsverbindingen en alternatieve routes in een voedselweb zitten is het stabieler.

Biologen beschrijven daarom een voedselweb met een grootheid die heet connectiviteit: een wiskundige uitdrukking voor de mate waarin de onderdelen van het web met elkaar verknoopt zijn. Als er veel verbondenheid is (een hoge connectiviteit) kun je rustig een soort weghalen omdat de functie door een ander overgenomen kan worden. Kwetsbare systemen zijn die waarin soorten heel erg van elkaar afhankelijk zijn. Denk bijvoorbeeld aan koralen. De koraalpoliepen hebben algen in hun lichaam die licht opvangen en kooldioxide vastleggen en daarmee de koralen voeden. Als die algen verdwijnen sterven de koraalpoliepen af; vervolgens verdwijnen ook alle kleine visjes die zich schuilhouden in het koraal en alle grote vissen die de kleine visjes eten.

Jaren geleden heeft een promovendus van mij hierover een mooi proefschrift geschreven. Ze keek naar de voedselwebben van een groot aantal ecosystemen en probeerde te achterhalen hoe het beheer door de mens het voortbestaan van die ecosystemen op de lange duur kon bevorderen. Het resultaat was, je moet een natuurbeleid nastreven dat de mate van connectiviteit zo groot mogelijk maakt.

Maar er zit ook een andere kant aan: verbondenheid kan een zwakte zijn als datgene wat de mensen verbindt een ziekte is. In de moderne open westerse samenleving waarin iedereen vele contacten heeft gaat de verspreiding van ziektes heel snel. Als iedereen in geïsoleerde dorpen leeft en niet veel op reis gaat kan een ziekte woekeren in één dorp zonder de hele regio te beïnvloeden. Vandaar dat de regering ons verzoekt om de verbondenheid even op een laag pitje te zetten door sociale afstand te houden.

De regulatie van de maatschappelijke connectiviteit is het dilemma van deze tijd: hij moet omlaag om de verspreiding van het virus te belemmeren maar hoog genoeg blijven om de economie niet te laten instorten. Connectiviteit, niet fragmentatie en isolationisme, zijn de sterke kenmerken van onze maatschappij. Dus maak de connectiviteit flexibel zodat hij weer omhoog kan als de virusellende voorbij is.