Biodiversiteit in de wegberm
Beeld ik het me nu in of zijn de wegbermen werkelijk mooier en bloemrijker dit jaar, vergeleken met voorgaande jaren? Is dit het begin van herstel van de biodiversiteit? Of komt het gewoon door het regenachtige voorjaar?
Fietsend langs de provinciale wegen zag ik enorme bossen vogelwikke, met pastinaak, bereklauw, smeerwortel, rode en witte klaver, schapenzuring, smalle weegbree, rolklaver, duizendblad, groot kaasjeskruid, akkerwinde, vlasleeuwenbek, een laatste boterbloem en tussen het riet harig wilgenroosje, moerasandoorn, haagwinde en valeriaan. Het zijn allemaal heel gewone plantensoorten, maar toch geniet ik ervan. Als ik naar een bloeiende wegberm kijk ga ik automatisch de planten repeteren; het is een reflex, aangeleerd tijdens mijn studie, toen ik regelmatig onder echte veldbiologen verkeerde. Er zijn in Nederland ongeveer 1500 wilde plantensoorten, waarvan 500 min of meer algemeen, maar ik ben bang dat ik nu, bij een floratest niet veel verder kom dan 100.
Er was een tijd dat ik op een fietstochtje met vrienden, bij het roeien in de Botshol, of in de kwelder van Schiermonnikoog, altijd mijn Geïllustreerde Flora van Nederland, van Heimans en Thijsse, bij me had. Als we ergens gingen zitten begonnen we gelijk de planten om ons heen te determineren. Ik kan me nog herinneren dat ik tot irritatie van mijn vrienden een keer midden op een sturmia plaats nam, een vrij zeldzaam maar onooglijk groen orchideetje, dat we in geplette toestand toch nog op naam konden brengen. Het moeilijkste waren de grassen. “Onderste kelkkafje met één nerf, het bovenste met drie, of beide kelkkafjes drienervig?” Ga er maar aan staan, maar er was een tijd dat ik dat gepuzzel leuk vond.
Of het determineren van planten, gewoon voor je plezier, als tijdverdrijf of uit nieuwsgierigheid, nog steeds gebeurt weet ik niet. Ik zie nooit iemand in de berm zitten met in zijn ene hand een plantje, in zijn andere hand een loep en op zijn schoot de Heimans & Thijsse. De biodiversiteit wordt anders beleefd op dit moment, eerder met een mobiele telefoon en een app die de planten voor je op naam brengt. Maar of zo’n app het verschil ziet tussen één of drie nerven in een kelkkafje waag ik te betwijfelen.
Maar het belangrijkste is natuurlijk dat we de soortenrijkdom op heel gewone plekken zoals wegbermen, akkerranden en slootkanten weer zien toenemen. Is het misschien een gevolg van maatregelen om de biodiversiteit te versterken? Op veel plekken in de bebouwde omgeving worden bermen en walkanten ingezaaid met zaadmengsels. De bermen langs de provinciale wegen worden later gemaaid en het maaisel wordt afgevoerd. Het lijkt erop dat dit soort eenvoudige maatregelen al binnen een paar jaar effect kan hebben. De insecten volgen dan over een tijdje, hopelijk, als de hoeveelheid stikstof in de bodem een beetje normale waarden bereikt heeft.
Het is misschien een opsteker voor het Deltaplan Biodiversiteitsherstel, een groot landelijk initiatief van natuurorganisaties, bedrijven, land- en tuinbouw, onderzoeksinstituten, universiteiten en provincies. Ze hebben samen een projectbureau opgericht dat in beeld probeert te krijgen hoe het ervoor staat met de biodiversiteit in Nederland, welke soorten vooruit- en welke achteruitgaan en welke maatregelen effect sorteren. Het enorme verlies aan natuur sinds de jaren vijftig moet worden omgebogen naar herstel. Dat valt niet mee omdat de directe belangen vaak zwaar tegenwerken. Elk dorp wil aan de rand van de gemeente een industrieterrein aanleggen en de overgebleven weilanden volbouwen met woningen. De provincies doen te weinig om dat tegen te gaan en veel mensen hebben geen gevoel meer voor soortenrijke natuur omdat je die nooit meer ziet.
Maar misschien helpt het, als mensen eenmaal zien hoe mooi een eenvoudige wegberm, een akkerrand of een slootkant kan zijn, dat ze niet meer willen dat overal zand overheen gaat. Dan, beloof ik, ga ik ook mijn soortenkennis van planten in de wegberm weer opvijzelen.