In mensam anatomicam
Toespraak bij de presentatie van “Het menselijk lichaam in 50 verhalen” in Museum Vrolik, Amsterdam, 9 oktober 2025
Ik lees u een gedicht voor:
Aenschouwer die dit ziet, kom leer hier wat gy zijt.
En als gy yeder lidt en deel hebt overwoogen,
En nagespeurt, en uw onweetenheit beleydt,
En evenwel iets ziet, geloof dan door uw oogen,
Dat Godt met al zijn macht en goedertierenheit,
Hier ook in ’t minste lidt en deel verborgen leit.
Dit zijn de laatste zes regels van het gedicht ‘In mensam anatomicam’ (‘Op de snijtafel’), geschreven door Caspar Barlaeus in 1639, in het Latijn. Ik heb een vertaling overgenomen van Geeraerdt Brandt uit 1835. Caspar Barlaeus was een Amsterdamse predikant, schrijver en dichter, die geregeld commentaar gaf op dingen die er in zijn tijd gebeurden. Daar schreef hij dan gedichten over in het Latijn. Een van de dingen die gebeurde was een dissectie van een menselijk lichaam. Een chirurgijn sneed een lijk open, meestal van iemand die ter dood was veroordeeld, en demonstreerde in een publieke samenkomst de ligging van de organen. Soms werden die taferelen vereeuwigd in een schilderij, zoals bijvoorbeeld het beroemde schilderij van de jonge Rembrandt, “De anatomische les van dokter Nicolaes Tulp”, gemaakt in 1632.
Waarschijnlijk was Barlaeus geregeld getuige van zo’n openbare dissectie en hij geeft er in zijn gedicht commentaar op. Hij zegt: “Als u dat nou allemaal heeft gezien en erachter bent gekomen dat u er weinig van weet, besef dan dat wat u ziet, in dat dode lichaam daar op de snijtafel, een demonstratie is van de hand van God. Zelfs in het minste onderdeel schuilt de macht en de goedertierenheid van God.
Barlaeus was predikant, dus het was logisch dat hij dat zei. Het past in de “natuurlijke theologie” die in die tijd opgang deed en nog lang daarna. Men beschouwde de natuur en de mens, met al die onvoorstelbare complexiteit, als een bewijs dat God alles geschapen heeft. Bijvoorbeeld een tijdgenoot van Barlaeus en Rembrandt, Jan Swammerdam, schreef in 1678 aan een vriend: “Ik presenteer u edele alhier den almaghtigen vinger Gods in de anatomie van een luijs”. Jan Swammerdam bekeek de inwendige anatomie van insecten onder een microscoop, die hij zelf gebouwd had. Hij bestudeerde het zenuwstelsel van de luis, dat zo fijnzinnig en ingewikkeld in elkaar zat, dat hij wel moest concluderen: dit is het werk van God. En wat is een luis ten opzichte van een mens?
Maar nu, in 2025, verschijnt een boek over de anatomie van het menselijk lichaam. Vandaag is de presentatie, hier in het beroemde anatomie-museum van Vrolik. We zijn omgeven door onderdelen van het menselijk lichaam. Zien we de hand van God om ons heen?
Als Barlaeus in deze tijd geleefd had, was hij vast een moderne wetenschapper geweest. Hij bekende zich tot de remonstranten, een vrijzinnige richting binnen de gereformeerde traditie. Daarom denk ik dat hij, als hij nu had geleefd, zijn gedicht anders had laten eindigen. In plaats van:
Dat Godt met al zijn macht en goedertierenheit,
Hier ook in ’t minste lidt en deel verborgen leit.
Zou het worden:
Dat d’ evolutie in haar alomtegenwoordigheid
Ook in het minste lid hier ligt tentoongespreid.
Wat we zien bij een dissectie, dames en heren, is de hand van de evolutie. Het menselijk lichaam is een perfecte demonstratie van de werking van evolutie. Daarom heb ik deze parafrase van Barlaeus gekozen als motto voor mijn boek.
Waarom kunnen we in het menselijk lichaam zoveel bewijzen zien voor de werking van de evolutie? Omdat de organen en de kenmerken van ons lichaam allemaal een voorganger hebben in een dier, sommige in een aapmens van 6 miljoen jaar geleden, sommige in een primaat van 50 miljoen jaar geleden, sommige in een zoogdier van 200 miljoen jaar oud. En in veel opzichten zijn we nog een reptiel, 300 miljoen jaar oud; ook de kenmerken van de eerste vissen van 500 miljoen jaar oud en zelfs de kenmerken van de eerste dieren, 700 miljoen jaar geleden, zitten nog in ons lichaam. Wij zijn één met het dierenrijk, met de rest van het dierenrijk, moet ik zeggen. Ons lichaam is alleen goed te begrijpen als we de geschiedenis van onze organen kennen. Welke dieren hebben ook zo’n orgaan, wanneer is dat orgaan ontstaan, hoe is het veranderd en hoe werkt het nu? Die historische kennis van ons eigen lichaam is nodig om het te begrijpen, inclusief de aangeboren afwijkingen, ziektes en onhandigheden.
En er zitten een heleboel onhandigheden in ons lichaam, dingen die om de een of andere reden in het verleden ontstaan zijn, toen een voordeel hadden, nu niet meer, maar toch niet negatief genoeg zijn om door natuurlijke selectie te verdwijnen. Evolutie heeft niet alles geoptimaliseerd. Ons lichaam is niet ontworpen op de tekentafel. Evolutie zorgt ervoor dat het werkt, ook al is het een beetje onhandig of onlogisch. Zoals François Jacob zei: evolutie werkt als een ketellapper, die vroeger langs de deuren ging om allerlei spullen te repareren met de onderdelen die hij toevallig bij zich had. De ketellapper was er niet voor het mooie, hij prutste net zo lang totdat het werkte.
In dit boek staan heel veel van dat soort prutsverhalen, onhandigheden die stammen uit het verleden. Ik noem er een paar om het argument te illustreren.
Heeft u wel eens rugpijn? Meer dan 80% van de mensen heeft daar wel eens last van op enigerlei moment. Weet dan dat dat een gevolg is van het rechtop lopen, waarmee de mensachtigen 6 miljoen jaar geleden begonnen.
Heeft u zich wel eens afgevraagd waarom uw arm zo gemakkelijk uit de kom schiet? Ik zie zo al twee mensen zitten bij wie dat wel eens gebeurd is. Had dat schoudergewricht niet wat steviger kunnen zijn? De reden daarvoor ligt bij de primaten, onze voorouders die in de bomen leefden. Het leven in de driedimensionale wereld van boomtakken doet een groot beroep op de flexibiliteit van het schoudergewricht. Weet dus, als uw arm uit de kom schiet, dat het toe te schrijven is aan de eerste apen, 50 miljoen jaar geleden.
Heeft u zich wel eens afgevraagd waarom oudere mannen problemen krijgen met plassen als hun prostaat een beetje groter wordt? De plasbuis wordt dan dichtgedrukt. Maar waarom loopt de plasbuis door de prostaat? Dat is helemaal niet logisch. De prostaat is een seksueel orgaan, heeft niks met de urine te maken, zou je denken. Weet dan dat dit toe te schrijven is aan een overgang die dateert van de reptielen. Toen de testikels nog geen eigen afvoergang hadden is op een gegeven moment de nierafvoergang gebruikt om het sperma af te voeren. De plasproblemen van oudere mannen gaan terug op de nieren van de eerste reptielen die leefden 300 miljoen jaar geleden.
En heeft u zich wel eens verslikt? Of heeft u last van slaapapneu? Weet dan dat het toe te schrijven is aan de afdaling van het strottenhoofd, die we nog steeds zien bij kinderen. Zuigelingen verslikken zich niet, want bij hen ligt het strottenhoofd nog hoog in de hals zodat aan de achterkant de luchtpijp contact kan maken met het verhemelte. Bij ons is dat niet meer zo, waardoor we een heel ingewikkelde reflex hebben die moet voorkomen dat voedseldeeltjes in de luchtpijp schieten. Die afdaling van de strottenhoofd is pas laat in de evolutie van de mens begonnen. Het had een groot voordeel, toen de mens begon te spreken want met een laag gelegen strottenhoofd is er veel ruimte achterin de keel, waardoor wij een grote variatie aan klanken kunnen voortbrengen. Maar het nadeel is dat we ons kunnen verslikken en gevoelig zijn voor slaapapneu, waarbij de tong tijdens het slapen naar achteren valt en de luchtweg blokkeert.
Een van de sterkste voorbeelden van een “onhandigheid” vind ik de kwetsbaarheid van onze hersenen. Wij kunnen heel veel met onze hersenen, vele malen meer dan dieren. Hoe slim ook de allerslimste chimpansee is, hij kan niet de stelling van Pythagoras bewijzen of een raket naar de maan sturen. Wij kunnen dat wel, dankzij de evolutie van de hersenen. Wat ons die hoge cognitie gegeven heeft is het voortdurende uitstel van de rijping. Bij ons duurt het extreem lang voordat de hersenen uitgerijpt zijn. De bedrading van de hersenen verandert nog tot voorbij het 20ste levensjaar, sommige mensen zeggen zelfs tot je 30ste. Dat heeft een enorm voordeel, want dan kun je lange tijd leren. Je wordt niet geboren met de stelling van Pythagoras in je hoofd. Die moet je leren en dat duurt een tijdje. En zeker als je een raket naar de maan wilt sturen, kost het heel wat tijd om te bedenken hoe je dat moet aanpakken, tijd voor onderwijs en opleiding.
Maar die extreem lange ontwikkeling van de hersenen heeft ook een nadeel. Het maakt ons gevoelig voor negatieve invloeden van de omgeving tijdens de jonge jaren. Toevallig verscheen een maand geleden een opvallend artikel, waarvan ook melding werd gemaakt in Bionieuws, dat liet zien dat de relatief hoge frequentie van autismespectrumstoornis bij de mens samenhangt met de langdurige rijping van de hersenen. Dezelfde genen waarop zo sterk is geselecteerd bij de evolutie van de hersenen, die het uitstel van de rijping bevorderen, zijn ook betrokken bij het voorkomen van ASD.
Ik vind dit een wijze les van de evolutie. We moeten niet denken dat we volmaakt zijn. We hebben allerlei onhandigheden en we zijn in zekere zin ook kwetsbaar, vooral in de hersenen. Om gezond en gelukkig te leven moeten we ons lichaam beter kennen. Dat kan door dit boek te lezen.