Van vleermuis naar mens

Hoe kan het dat een virus zoals SARS-CoV-2 (zo heet het coronavirus officieel) zo verwoestend werkt in de mens terwijl het dier waar het vandaan komt er geen last van heeft? Die vraag werd me gesteld als suggestie voor een column en het is een goede vraag.

Wat we weten is dat het virus oorspronkelijk afkomstig is van een hoefijzerneus, een familie van vleermuizen die in Nederland niet voorkomt. Intussen is ook duidelijk geworden dat er wellicht een tussengastheer was en zeer waarschijnlijk is dat een pangolin, een schubdier dat in China illegaal verhandeld wordt ten behoeve van de traditionele geneeskunst. Ook het SARS- en het MERS-virus komen oorspronkelijk uit vleermuizen en bereikten de mens via tussengastheren. De Nederlandse Zoogdiervereniging doet alle mogelijke moeite om te benadrukken dat er niks mis is met vleermuizen en gelijk hebben ze, maar de vraag rijst wel: waarom hebben die dieren geen last van dat virus?

Het is niet toevallig dat er zoveel voor de mens gevaarlijke virussen uit vleermuizen komen. Men vermoedt dat het komt door het unieke afweersysteem van vleermuizen. Als vleermuizen geïnfecteerd worden met een virus komt er bliksemsnel een signaalstof in actie, genaamd interferon-alfa, dat het immuunsysteem geweldig opjaagt. Het virus wordt onmiddellijk met grof geweld bestreden. Het gaat zich van de weeromstuit nog sneller vermenigvuldigen maar de vleermuis weet het kreng onder de duim te houden. Vleermuizen kunnen dus jarenlang allerlei virussen bij zich dragen want ze gaan er niet dood aan.

Dit is allemaal erg mooi voor de vleermuizen maar natuurlijk een ramp voor andere gastheren. De mens heeft ook interferon-alfa, maar dat komt niet zo snel op gang en de immuunrespons is daardoor minder effectief. Als het virus overspringt heb je de poppen aan het dansen, want het virus is gewend om met zwaar geschut bestreden te worden. Als dat zware geschut er niet zo snel bij is, zoals bij de mens, krijgt het virus de kans om snel te groeien en schade aan te richten. Dat is althans de conclusie van een Amerikaanse groep biologen, waar ook de Nederlandse Anieke van Leeuwen aan meegewerkt heeft, die op 3 februari hierover publiceerde in het tijdschrift eLife.

Maar dit is maar een deel van het verhaal, want hoe kan zo’n virus zomaar overspringen? Elk virus herkent zijn gastheer aan de buitenkant. Het heeft een ankerplaats nodig om zich aan vast te hechten en die ankerplaats moet heel precies passen bij het virus. Alle dieren hebben van dat soort plaatsen maar ze zijn verschillend zodat niet elk virus zomaar elke gastheer kan binnendringen. Probleem is dat er zo ontzettend veel virusdeeltjes zijn dat er altijd wel toevallig eentje bij is die het juiste anker heeft en dan binnen kan komen. Het komt zelden voor maar heeft wel grote gevolgen. Ook het coronavirus is waarschijnlijk maar één keer overgesprongen, al in 2019, ruim voordat in Wuhan de epidemie uitbrak.

Nu zijn we er nog niet want er is nog meer aan de hand. Het virus heeft een systeem om de foutjes die gemaakt worden bij zijn eigen vermenigvuldiging, te corrigeren. Maar het rare is: dat systeem staat niet aan als het virus een gastheer binnendringt. Het gevolg is dat er veel verschillende varianten van het virus ontstaan. Daardoor is het moeilijker voor de gastheer om het virus te bestrijden, want er zit er altijd wel eentje bij die niet onderdrukt kan worden. Als het virus zich eenmaal in de gastheer genesteld heeft, gaat het correctiesysteem weer aan en daardoor verandert de nieuwe variant niet zo snel meer.

Op drie fronten zijn we dus in het nadeel: het coronavirus is een hitsig ding, door vleermuizen getraind om snel toe te slaan; wij zijn niet zo goed in de afweer als hij gewend is en hij brengt ons in verwarring met zijn veelheid aan wisselende gedaantes. Uiteindelijk overleven we het wel als mensheid, denk ik, maar de prijs is hoog.