In de huid van het schrijvertje
Wij schrijvertjes schrijven wat af. Wij kunnen niet anders dan over het wateroppervlak cirkelen. Ik kan er geen genoeg van krijgen, draai de ene kant, draai de andere kant, heerlijk is het. Het zit vermoedelijk in onze genen om zo te doen. Je wordt er lekker opgewonden van.
Een paar dagen geleden was ik nog een larve. Ik weet het niet zo goed meer, want alles was toen anders. Ik draaide geen rondjes in ieder geval; ik leefde toen op de bodem van de sloot in plaats van op het wateroppervlak. Ik kan me nog herinneren dat ik allerlei lekkere wormen at. Die stomme beesten lieten zich gemakkelijk vangen. Je gaf een beet en daar lagen ze al op apegapen. Daarna kon je ze lekker leegzuigen.
Op een gegeven moment ben ik de kant opgekropen, maar wat daarna gebeurde weet ik niet meer. Alles werd anders, dat wel. Een paar dagen geleden ben ik opeens een kevertje geworden. Als ik het goed voel ben ik een mannetje, dat betekent dat ik volgend voorjaar een vrouwtje mag zoeken. Misschien gaan we eerst nog wel een stukje vliegen om in een andere sloot terecht te komen.
Het duurt wel erg lang voordat ik aan de voortplanting mag meedoen. Ik kijk met afgunst naar sommige andere dieren in de sloot, die er direct tegenaan gaan. Gisteren zag ik bijvoorbeeld een haftenmannetje. Hij kwam uit de pop en na een uurtje zat hij al op een vrouwtje, de geilaard. Maar gisteravond lag hij al voor dood tussen het riet. Het is zijn eigen schuld, had hij maar wat moeten eten met die rare bek van hem.
Dat eten gaat ons schrijvertjes goed af. Wij hebben lekkere grote kaken waarmee we allerlei grut in het water kunnen vangen. Alles wat beweegt probeer ik te pakken te krijgen. Zo-even had ik nog een stelletje vette springstaarten te pakken. Dat zijn van die blauwe springbeestjes. Ze denken dat ze handig zijn door van het water op te springen als ze verstoord worden, maar wij kevers zijn altijd sneller. Het is goed om veel te eten zodat we straks genoeg energie hebben om te vliegen en de winter te overleven.
Draai heen! Draai terug! Draai links! Draai rechts! Ik probeer altijd net zoveel linker als rechter bochten te maken, dan blijf ik een beetje op dezelfde plaats. Soms hoor ik de mensen wel eens zeggen: kijk daar heb je een groep schrijvertjes! Ze vragen zich af hoe wij zo snel kunnen draaien. Omdat ons lichaam stijf is en niet kan kronkelen als een worm moeten wij het hebben van onze zwempoten. Onze zwempoten zijn de meest efficiënte voortstuwingsorganen in het dierenrijk, hoorde ik die mensen zeggen.
Door dat snelle gedraai maken wij onze predatoren in de war. Het leven aan het wateroppervlak is hartstikke gevaarlijk. Zowel van boven als beneden dreigt het gevaar. Maar door met zijn allen lekkere snelle rondjes te draaien raakt iedere vis in de war. Alleen als ik honger krijg verlaat ik de groep om een paar vliegen of andere prooien te verschalken.
Een hele tijd geleden, ik schat zeker 50 jaar, schijnt er eens iemand geweest te zijn die een gedicht over ons gemaakt heeft. Die vent zat de hele tijd naar ons te turen en verwonderde zich over de kringen die we maken op het water. Hij vroeg zich af, wat schrijven die schrijvertjes toch? Toen heeft hij in het gedicht geschreven dat wij de naam van God schrijven.
Nu vraag ik je, is dat geen onzin? Waarom zouden wij de naam van de God schrijven? Wij hebben wel wat beters te doen! Ik denk dat die dichter een aanhanger was van het idee van intelligent design. Die mensen zien overal in de natuur de bedoeling van een intelligente ontwerper. Maar ze vergeten dat ons gedrag een aanpassing is aan het milieu. Gewoon een kwestie van evolutie!
Geplaatst in “Lustrumboek XI, Gyrinus natans”