Nico van Straalen kruipt in de huid van… de pissebedvlieg
“Vooruit, naar buiten” zei ik met mijn chemische stofjes tegen die pissebeddenvrouw. Als ze onder de boomschors blijft zitten kan ik er niet uit komen. Ze gehoorzaamde, want ze kon niet anders.
Ik weet nog goed hoe ik in die pissebed terecht kwam. Wij pissebedvliegen hebben een erg goed geheugen. Heel lang geleden zag er uit als een klein wormpje, heel anders dan nu. Ik voelde me alleen op de wereld, mijn moeder was in geen velden of wegen te bekennen. Er kropen een heel stel broertjes en zusjes rond, maar die wisten ook niet wat te doen.
Ik had maar één ding in mijn hoofd: ik moet me vastklampen aan een groot dier met veel poten. Maar ik kon zo’n dier niet vinden in de directe omgeving. De hele dag kroop ik vruchteloos rond en ik had me er al bij neergelegd dat ik de volgende dag niet zou halen. Verschillende broertjes stierven al van uitputting.
Maar toen het donker werd kwamen de poten. Ik denk dat mijn moeder de eieren waar we uitgekropen waren speciaal had neergelegd op plekken waar die poten ’s nachts langs komen. Opeens wist ik wat ik moest doen: onmiddellijk een poot vastpakken met de haken en zuignappen aan mijn achterlijf. Dat lukte heel goed. Daarna kon ik me oprichten en met mijn kop een volgende plek op het lijf van dat beest grijpen. Zo kon ik door afwisselend mijn achterlijf en mijn kop te verplaatsen naar boven klimmen. Daar vond ik een zachte plek tussen twee schilden, waar ik me naar binnen boorde.
Het beest waar ik in zat was een vrouwtje. Eerst voedde ik me met het materiaal opgelost in haar haemolymfe maar na mijn eerste vervelling vrat ik ook haar ovaria op. Ik heb daarna nog twee van haar hepatopancreaslobben opgegeten, maar ik zorgde er wel voor dat ik haar darm niet beschadigde, want het was erg belangrijk dat ze goed bleef eten. Doordat ik alle voedingsstoffen opnam had het vrouwtje continu honger; ’s nachts, als ze er met haar soortgenoten op uit trok om te eten, at ze zich ongans.
Op zekere dag werd mijn gastvrouw gedekt door een mannetje. Eerst was dat mannetje een hele tijd bezig met over haar lijf te kruipen, terwijl het vrouwtje knorde van plezier. Het mannetje moet wel een contortionist geweest zijn, want ik voelde dat hij op de rug van het vrouwtje zat terwijl hij met zijn achterlijfspoten naar haar geslachtsopening aan de onderkant reikte. Het is grappig om in een beest te zitten terwijl die aan het copuleren is. Ik denk dat wij pissebedvliegen nog het meeste weten over het liefdesleven van de pissebed, want wij zijn de hele tijd dicht bij ze.
Het sperma dat het pissebedmannetje naar binnen spoot heb ik direct opgeslikt. Het was een welkome aanvulling op mijn dieet van haemolymfe. Ik kon daarna gelijk doorgaan naar de derde vervelling. Mijn gastvrouw heeft nooit eieren kunnen leggen; misschien heeft ze dat wel jammer gevonden, maar ik kon het haar niet vragen.
Toen ik eenmaal de pissebed naar buiten had gebonjourd kon ik haar dood maken. Het lijkt niet erg dankbaar om de gastvrouw waar je zolang in gezeten hebt uiteindelijk dood te maken, maar ik kan het ook niet helpen. De natuur heeft mij gemaakt als parasiet, ik moet wel. Van mijn gastvrouw bleef uiteindelijk niks meer over dan een lege huls waar ik uit tevoorschijn kroop.
Nu ik vrij leef en kan vliegen voel ik dat mijn leven eindig is. Als larve had ik alle tijd van de wereld, maar nu moet ik mijn tijd goed besteden. Waar zijn de vrouwtjes? Ik vlieg omhoog in de lucht, naar een warme plek. Wij pissebedvliegen zoeken altijd het hoogste punt op in de omgeving, men noemt ons “hill toppers“. We komen met een groep mannetjes bij elkaar om te dansen, waarbij we halfcirkelvormige bochten maken. Draai links, draai rechts, kijk op, kijk neer! Deze dansbewegingen trekken de vrouwtjes aan.
Ik zag een bioloog die ons gedrag nauwkeurig waarnam en er aantekeningen bij maakte. Ik zei nog vrolijk “dag Hay!”, maar hij verstond me niet. Later schijnt hij er een mooi stukje over geschreven te hebben.
Nu ik zo lekker aan het dansen ben moet ik de vrouwtjes in de gaten houden die af en toe verschijnen en beneden wachten. Als ze paringsbereid zijn moet ik er snel op af. Het probleem is dat er zoveel mannetjes zijn die allemaal hetzelfde willen. Ai, ik krijg een haal van een ander mannetje waardoor ik uit balans raak. Ik heb even geen controle meer over mijn vlucht. Als dat maar goed gaat.
Foto: Hans en Hania Arentsen, www.gardensafari.net