Dood of levend – wat is een virus eigenlijk
In mijn cursus over het ontstaan van het leven komt steevast de vraag naar voren of virussen ook bij het leven behoren. Om de een of andere reden gaat van virussen een enorme fascinatie uit. Studenten zijn als vanzelf gemotiveerd om alles over virussen te leren, terwijl fruitvliegen, klauwpadden en regenwormen die aantrekkingskracht niet hebben. Sommige levende wezens hebben dat, ze zijn uit zichzelf interessant en hoeven geen moeite te doen om interessant gevonden te worden. In het rijtje pandabeer, slang, dolfijn, paling, lieveheersbeestje en octopus hoort zeker ook het virus thuis.
Nu zijn mijn collega en ik geen deskundigen in de virologie, dus we nodigen vaak een externe spreker uit. Vanwege de actuele aandacht voor het Wuhanvirus viel dat goed. Bovendien passen virussen goed in een cursus over het ontstaan van het leven, want is het eigenlijk wel leven?
Uiteraard hangt het antwoord op de vraag ervan af wat je onder leven verstaat. Veel biologen stellen dat het minimaal moet gaan om een of andere vorm van erfelijkheid en vermogen tot zelfreplicatie, zodat er evolutie kan optreden. Wat dat betreft zitten virussen op het randje omdat ze zich niet zelfstandig kunnen voortplanten; ze zijn altijd afhankelijk van een gastheer; ze kunnen zichzelf zonder gastheer niet onderhouden, zelfs niet vermenigvuldigen. Bovendien is het onduidelijk of virussen een gemeenschappelijke oorsprong hebben en als ze die hebben, waar die oorsprong dan zou moeten liggen. Virussen zijn totaal verschillend van al het andere leven, ook totaal anders dan bacteriën. Eens is gedacht dat de komst van het DNA-onderzoek deze puzzel zou oplossen, maar eigenlijk is het er alleen maar erger op geworden. Als je het DNA van een willekeurige plek op aarde, bijvoorbeeld zeewater, gaat uitlezen blijkt er een enorme rijkdom aan virussen in te zitten, veel meer dan we tot nu toe dachten, en voor een groot gedeelte bestaande uit groepen die we nog helemaal niet kenden. De studie van virussen is echt een wereld van nieuwe ontdekkingen.
Probleem is dat het erfelijk materiaal van virussen allerlei stukken in zich heeft die van de gastheer afkomstig zijn, dus dat maakt het terugrekenen van de afstammingsgeschiedenis vreselijk ingewikkeld. Dat delen van hun erfelijk materiaal hetzelfde zijn als bacteriën wil niet zeggen dat ze aan bacteriën verwant zijn. Ze hebben DNA van de gastheer in hun eigen DNA gebouwd. Vandaar dat veel evolutiebiologen van mening zijn dat virussen helemaal niet bij de boom van het leven horen. In 2009 is er zelfs een wetenschappelijk artikel verschenen met de titel “Tien goede redenen om virussen buiten de boom van het leven te houden”. Ze zijn niet levend en ze zijn ook geen overblijfselen van het eerste leven, stellen de auteurs. Voor de studie naar de oorsprong van het leven zijn virussen totaal irrelevant.
Toch stuit dat veel evolutiebiologen inclusief mijzelf en mijn studenten, tegen de borst. Is virologie geen biologie maar scheikunde? Omdat ik zelf ook last heb gehad van een akelig virus dat me bijna uitschakelde, heb ik er een zwak voor. Gelukkig heb ik het tekenencefalitisvirus onder de duim gekregen, met mijn eigen immuunsysteem. Het voelde als een echte biologische strijd. Ik heb gewonnen van een smerige parasiet, een wezen dat mij aanviel en ik heb het kreng er met biologische wapens onder gekregen.
Van mij mogen virussen dus bij de boom van het leven gerekend worden, maar voorshands als een losse tak. We weten nog niet waar de tak thuishoort. Of misschien zijn het wel honderd verschillende takken, die eens, als mijn studenten erin verder studeren, een plek zullen krijgen in de boom, misschien als doodlopende twijgjes die alles van hun voorouders verloren hebben, parasitair geworden zijn en niks anders weten te doen dan de rest van de boom te verzieken.