Geen verband tussen huidskleur en afkomst

Soms moet ik op een website, bij de inschrijving van een of andere activiteit, niet alleen invullen tot welk geslacht ik mezelf reken, maar ook tot welk “ras”. Ik vul dan trouw in “man, wit”, maar elke keer denk ik “Waarom willen ze dat weten?” Het blijkt een gevolg te zijn van een maatregel, geldig in Amerika, afgekondigd in 1977 door het Bureau voor Management en Budget, een instantie die zetelt in het Witte Huis.

De aanleiding om zulke gegevens te verzamelen is dat er – zeker in Amerika – grote verschillen bestaan tussen bevolkingsgroepen in sterftecijfers en het voorkomen van ziektes. Die verschillen zijn deels te verklaren op basis van inkomen, toegang tot gezondheidszorg, leefstijl, e.d., maar ook als je corrigeert voor die factoren blijft er nog een aanzienlijke variatie over. Dat heeft een biologische oorzaak, neemt men aan. We weten dat de vatbaarheid voor ziektes een flinke genetische component heeft en dat aangeboren afwijkingen bij sommige bevolkingsgroepen veel vaker voorkomen dan bij andere. Dus, zo zal men gedacht hebben, als we bijhouden tot welk ras mensen behoren kunnen we de gezondheidszorg daarop afstemmen.

Maar biologen weten al langer dat er geen enkele wetenschappelijke basis is voor de classificatie van mensen naar huidskleur of ras, ook al laat je het ze zelf opgeven. Ik werd in deze opvatting weer eens gesterkt door een recent artikel in het tijdschrift Genes, geschreven door een Braziliaanse onderzoeksgroep.

Brazilië is zoals bekend het land met de sterkste menging van volkeren. Als je wilt weten hoe de wereldbevolking er over vele jaren zal uitzien, als alle volkeren zich over de hele wereld zouden verspreiden en mengen, moet je kijken naar de huidige Brazilianen: Indianen gemengd met Europese kolonisatoren, tot slaaf gemaakte Afrikanen en talloze groepen uit het Midden-Oosten en Azië: Brazilianen hebben van alles wat.

Maar uit de recent verschenen studie blijkt dat de etnische identiteit die mensen opgeven, in veel gevallen helemaal niet klopt met hun genetische verwantschap. Zo blijkt dat van de mensen die opgeven dat ze “zwart” zijn, 29% tot 54% Europese wortels heeft. Soms hebben de mensen die “zwart” opgeven voor maar 35% Afrikaanse wortels. Er zijn ook verschillende mensen die opgeven dat ze “wit” zijn, terwijl ze geen Europese wortels hebben maar Oost-Aziatische of Zuid-Amerikaans-inheemse.

Wat moet je hier nu mee? De opgave van “ras” geeft aan waar mensen zich toe bekennen. Dat kan waardevol zijn, maar het heeft nauwelijks voorspellende waarde voor hun genetische achtergrond. Wat mensen rapporteren is een sociaal gegeven, het wordt beïnvloed door culturele en politieke processen, die weinig met de biologie te maken hebben. Mensen identificeren zich met een groep waar ze graag bij willen horen, bijvoorbeeld een minderheidsgroep die in de verdrukking zit of een meerderheidsgroep die het voor het zeggen heeft. Het is onzin om te denken dat je door het verzamelen van gegevens over zelf-gerapporteerde huidskleur de gezondheidszorg kunt verbeteren.

Wat je beter kunt doen is per persoon kijken naar erfelijke factoren, bijvoorbeeld door mensen te screenen op bepaalde erfelijke aandoeningen of aangeboren vatbaarheid voor bepaalde ziektes. Daarbij zijn de laatste jaren enorme vorderingen gemaakt. Het is bijvoorbeeld nu al mogelijk om met een paar eenvoudige DNA-testen vrij zeker te voorspellen of iemand longkanker zal krijgen als hij of zij rookt. En we kennen natuurlijk de screening op genen die voorspellend zijn voor borstkanker.

Daarom is mijn advies aan Kamala Harris, zelf een prachtig voorbeeld van genetische menging, om, als ze de presidentsverkiezingen wint, wat ik van harte hoop, die goedbedoelde maar volkomen achterhaalde richtlijnen van de Amerikaanse OMB direct in te trekken.