Nico van straalen kruipt in de huid van… de tweestaart

Gisteren stuitte ik op een enorme berg voedsel. Het beest, of wat het ook was, kwam uit de lucht te voorschijn en ging op de grond zitten. Eerst bewoog hij nog een beetje maar na een tijdje werd hij rustig; ik begon eraan te knabbelen. Toen ik mijn darm vol had liep ik naar mijn hol en haalde mijn man erbij. Hij heeft wat meer kijk op voedsel dan ik, hoewel hij net als ik geen ogen heeft. Volgens hem was het een grote vlieg die aan het eind van zijn leven was. In ieder geval hebben we voorlopig eten genoeg, zolang tenminste de andere schooiende fauna het gevaarte nog niet in de gaten heeft.
Het schijnt zo te zijn dat de mensen die ons bestuderen lange tijd gedacht hebben dat wij dipluren eigenlijk alleen wortels en schimmels eten. Als het zo uitkomt doen we dat natuurlijk, maar de eerste keus blijft toch eigenlijk een lekker stuk vlees. We pakken graag springstaarten en mijten.
Ik weet nog goed hoe een bioloog ons dagenlang bestudeerd heeft. Hij had een kuil gegraven, waar hij een erg moeilijk woord voor had, was het niet rhizotron? Toevallig had hij het profiel precies naast mijn hol gestoken. Hij richtte een microscoop op de bodem en begon te turven wat hij zag. Wij dipluren zijn nette dieren dus hij mocht gerust zien wat ik zoal deed. Uit zijn geturf bleek dat wij grotendeels roofdieren zijn en geen afvaleters. Hij schijnt over onze plaats in het voedselweb nog een mooi stukje geschreven te hebben in een bodemtijdschrift.
Vorige week begon mijn man opeens met het afzetten van spermatoforen. Hij is een beetje slordig daarmee, hij zette her en der wat druppeltjes sperma af zonder dat hij zich om mij bekommerde. Ik had niettemin de spermatoforen snel in de gaten en nam er een paar op, waarna ik eieren ging leggen. Die eieren leg ik liever wat dieper in de bodem, vandaar dat ik een holletje gegraven had. Af en toe komt mijn mannetje mij in het hol opzoeken. We zitten dan gezellig met zijn tweeën tegen elkaar aan.
Ik voel me altijd goed als we met zijn tweeën bij elkaar zitten want twee is een belangrijk getal voor ons. Wij doen alles in tweeën. We hebben twee staartdraden en twee antennes. Ons leven staat in het teken van het getal 10.

Sommige dieren kunnen maar moeilijk begrijpen dat wij 10 staartdraden hebben en 110 poten. Pissebedden bijvoorbeeld hebben veel meer poten, maar dat weten ze zelf niet want pissebedden zijn ontzettend stomme beesten. Laatst had ik een discussie met een pissebed die vreselijk sloom aan het rondscharrelen was. Wat voor beest ben je eigenlijk, vroeg de pissebed aan mij, je hebt toch twee staartdraden, twee antennes en zes poten? Ja zei ik, natuurlijk, 10 staartdraden, 10 antennes en 110 poten, dat zeg ik toch? Maar de arme pissebed begreep er geen snars van. Ze schijnen op een andere manier te tellen, die stomme beesten. Wij tellen op de meest logische manier, met twee tegelijk. Wij kunnen niet anders, want 10 is het meest natuurlijke getal en dat past goed bij ons lichaam. Insecten schijnen cijfers te hebben van 1 tot 110 en ik heb wel eens gehoord dat de mensen tellen van 1 tot 1010. Heel raar allemaal.
Ik zei een keer tegen mijn man: stel dat je die spermatoforen van jou op een rijtje zet, in plaats van kriskras door elkaar. Je moet ze dan afwisselen met een lege plek. Als we de plekjes met spermatoforen dan 1 noemen en de plekjes zonder spermatoforen 0 dan krijg je vanzelf een getal, bijvoorbeeld twee spermatoforen gevolgd door een lege plek is 110. Als je er dan een rijtje onder zet kun je heel geschikt getallen bij elkaar optellen of aftrekken. Mijn man is nogal viriel dus hij vond het een leuk werkje.
Nu hoorde ik die rhizotronbioloog die ons aan het bestuderen was mompelen over een machine die precies hetzelfde werkte. Hij noemde het apparaat een computer en daar ging hij al dat geturf instoppen. Ik denk dat hij dat van ons afgekeken had. Zijn computer is niks anders dan ons telsysteem met spermatoforen!
Vanochtend toen we terugkeerden van het beest vroeg ik mijn man weer een sommetje te maken met zijn sperma. Maar hij verdween opeens uit mijn gezicht; het leek wel of hij in de lucht opgetild werd. Nu voel ik me een beetje eenzaam worden. Ik hoop niet dat mij hetzelfde overkomt.