Nico van Straalen kruipt in de huid van… de vuurvlieg

Ik kon niet goed van de grond komen met dat achtpotige beest aan één kant. Hij had mijn middelste linker poot te pakken en klampte zich daar zo stevig aan vast dat ik hem er niet meer af kon schudden. Hij was behoorlijk zwaar zodat ik moeite had om de lucht in te komen. Ik vloog een beetje te laag en ik raakte een grote tor die met zijn kaken uithaalde naar mijn poot. Hij had mijn lift te pakken en beet gelijk mijn poot door; met poot en al werd het beest vermorzeld in de kaken van de tor. Toen had ik een tibia en een paar tarsen minder, maar ik was wel mijn lifter kwijt en kon weer vrij vliegen.

Dit alles gebeurde gistermiddag. Ik was blij dat ik die foreet kwijt was, want ik had ’s avonds al mijn aandacht nodig bij het vinden van een lampje. De nacht begon mooi, vol van belofte. Omdat het rustig weer was kon ik een flink stuk vliegen. Ik vloog niet ver boven de grond en keek continu naar beneden. Ik kan heel goed naar beneden kijken tijdens het vliegen, want mijn kop zit onder mijn halsschild.

Twee bandjes en twee stippen, dat had ik steeds in mijn kop. Eerst snapte ik niet waarom ik aan niets anders kon denken, maar plotseling zag ik het: twee bandjes en twee stippen. Ze zat rustig op een takje met haar achterlijf een beetje opgekruld. Twee bandjes en twee stippen: wat een fantastisch gezicht. Het wond me zo op dat ik me als een baksteen uit de lucht liet vallen en ik landde vlak naast haar.

Onze lampjes zien er heel anders uit dan wijzelf. Het zijn eigenlijk nimfijnen, want ze lijken meer op een larve dan op een volwassen kever. Maar het meest opwindende is dat ze zo’n romantisch lichtje uitstralen. Ze doen dat om ons mannetjes helemaal gek te maken. Met een dun stroompje lucht dat via een trachee naar het lichtgevend orgaan geleid wordt, komt een chemische reactie op gang waarbij licht geproduceerd wordt. Ik heb me laten vertellen dat dit systeem van licht maken nu gebruikt wordt door alle biologen. Ze hebben nota bene onze genen overgezet in een bacterie en vervolgens laten ze die bacterie ook licht geven. Niemand heeft ons gevraagd of wij dat wel goed vinden!

Zodra ik bij het lampje was geland kroop ik op haar rug en ik begon gelijk de liefde te bedrijven. Nu hoopte ik dat ze door mijn bewegingen haar lichtje zou doven, maar dat deed ze niet. Het gevolg was dat er al snel nog een mannetje aan kwam. Die kerel duwde zijn halsschild onder mijn buik en wipte me van het lampje af. Onmiddellijk nam hij mijn positie in. Maar ik wist me te herstellen en kroop van achteren weer op haar lijf om dezelfde tactiek op hem toe te passen. Zo ging dat een tijdje door: hij gooide mij eraf en ik gooide hem eraf. Ik geloof niet dat het lampje ons gevecht in de gaten had; de schat bleef rustig zitten, terwijl ze zachtjes glom met haar achterlijf.

Terwijl ik in de weer was met dat mannetje kwam er nog een derde bij die nota bene direct met mijn lampje begon te copuleren. Gelukkig kon ik het ene mannetje een flinke trap verkopen waar hij niet van terug had; het andere mannetje wipte ik zo hard van het lampje af dat hij verdwaasd op de grond viel. Toen heb ik de rest van de nacht, tot in de ochtenduren, ongestoord de liefde bedreven. Ze zeggen dat het sperma van het laatste mannetje uiteindelijk de eieren bevrucht dus ik neem aan dat ik de vader ben van de eieren die mijn lampje straks gaat leggen.

Het spijt me dat ik alleen maar kan praten over lampjes en liefde, maar dat is ook het enige dat er over mijn korte leven te vertellen valt. Eten hoeven we niet te doen; we hebben niet eens kaken. Toen ik larve was heb ik ontzettend veel gegeten. Ik was vooral dol op slakken. Een heel stel heb ik er verschalkt en daarom ben ik zo groot geworden. Als larve was mijn leven eindeloos, ik geloof dat het wel drie jaar duurde voordat ik volwassen was. Nu ik volwassen ben moet alles in een paar dagen gebeuren.

Gelukkig heb ik vannacht de belangrijkste taak in mijn leven vervuld. Ik hoop dat ik vanavond nog een nieuw lampje kan vinden, maar ik ben er niet zeker van. Toen ik vanochtend wegvloog leek het wel alsof ik te weinig energie had, want ik viel opeens uit de lucht en kwam op mijn rug tussen het gras terecht. Ik moet uitkijken dat ik het niet weer gebeurt, want als je een tijdje op de grond ligt maak je kans aangevallen te worden door allerlei gespuis dat daar rondscharrelt.

Ai, daar gebeurt het weer, ik val op mijn rug; wat zijn dat voor harige poten? Oei!

Foto: Josef Hlásek