Nico van Straalen kruipt in de huid van… de waterjuffer

Vanochtend kreeg ik een spinnetje voor mijn bek. Het beest vloog door de lucht, hangend aan een draad. Wat een belachelijke manier om te vliegen! Die spinnen denken dat ze slim zijn, maar ze kunnen met die draad niet navigeren in de lucht en zijn dus een gemakkelijke prooi voor ons, vliegende insecten.

Nu wil ik niet beweren dat wij goed zo kunnen vliegen. Wij waterjuffers fladderen meer dan dat we vliegen. Onze neven, de libellen, die kunnen pas vliegen! In de volksmond worden we trouwens vaak verward met libellen. De mensen kunnen soms zo dom zijn. Laatst zat ik even uit te rusten op het blad van een waterplant toen ik een vader tegen zijn zoontje hoorde zeggen: “Kijk een lantaarntje!” Eerst snapte ik niet dat hij het over mij had. Hoe kun je mij nou vergelijken met een lantaarnpaal?

Men zegt ook dat wij tot de oudste insecten behoren. De entomologen vinden onze vleugels met al die adertjes een beetje primitief. De waterjuffers van de andere sloot vertellen dat er in vroeger tijden een libel geleefd heeft met een spanwijdte van meer dan een halve meter. Maar hoe lang dat geleden is kunnen ze niet zeggen. Ik geloof dat het allemaal onzin is.

Ik kan me nog vaag herinneren dat ik larve was; nimf moet ik eigenlijk zeggen. Alles was toen anders. Toen ik nimf was leefde ik in het water. Ik had drie kieuwbladen achter aan mijn lichaam. Aan mijn kop had ik een masker, een soort uitklapbare onderlip. Ik weet nog vaag dat ik daarmee allerlei kleine dieren kon verschalken. Je klapte dat masker uit en greep de prooi met de klauwtjes aan het uiteinde.

Het is wel raar om je realiseren dat je er vroeger heel anders uitzag dan nu. Het is alsof je in een andere wereld leefde, alsof degene die jij toen was, eigenlijk iemand anders was. Daarom kan ik me mijn leven als nimf niet meer zo goed herinneren; alles is veranderd sinds ik vleugels gekregen heb.

Gisteren heb ik de belangrijkste taak die ik me voorgenomen had uitgevoerd. Ik had al een lekkere hoeveelheid sperma van mijn geslachtsopening overgebracht in de blaasjes aan het begin van mijn achterlijf. Daar vloog ik mee rond totdat ik een vrouwtje zag zitten op het blad van een gele plomp. Ik pakte haar achter de kop vast met de tangen aan mijn achterlijf en nam haar mee in de lucht. Het grappige was dat ze helemaal niet tegenstribbelde, ze leek het zelfs wel leuk te vinden, zo met zijn tweeën in tandemvlucht. Maar na een tijdje kreeg ik er genoeg van en we streken neer op een rietstengel. Daar deden we het. Ik hoefde niks te zeggen, het vrouwtje krulde geheel uit eigen beweging haar achterlijf naar voren en nam het sperma op uit mijn opslagblaasje. De oudere waterjuffers hadden mij verteld dat onze paringshouding de vorm van een hart heeft, maar dat kon ik zelf natuurlijk niet zien. Het duurde maar 20 minuten, toen was het alweer voorbij.

Nu had dat vrouwtje gedaan wat ze moest doen, maar toch vertrouwde ik haar niet. Ik heb vaak genoeg gehoord dat vrouwtjes zich rustig nog een keer laten pakken en het schijnt dan zo te zijn dat jouw sperma, dat er toch als eerste in zat, dan door het tweede mannetje verwijderd wordt. Dus ik hield mijn vrouwtje stevig vast totdat ze haar eieren op een waterplant had gelegd. Nadat ik haar had losgelaten, heb ik haar niet meer gezien; ik hoop maar dat het goed met haar gaat, want ze was een lief vrouwtje.

Sinds vandaag heb ik eigenlijk niet veel meer te doen. Behalve dat spinnetje dat toevallig voor mijn bek vloog heb ik niets meer gegeten en ik heb ook niet veel honger. Het schijnt dat wij volwassen waterjuffers maar een paar dagen leven. Je vraagt je af, waarom moeten we als nimf zo lang leven en als volwassene zo kort? Als nimf kunnen we geen jonkies krijgen en daar gaat het toch om in het leven? Er zijn zoveel dingen in mijn leven die ik niet begrijp.

Door al deze vragen werd ik een beetje moe in mijn cerebrale ganglia. Het vliegen viel me steeds zwaarder. Ik ging even tussen het gras zitten om uit te rusten, maar al spoedig merkte ik dat ik niet meer in de lucht kon komen.

Ik zit hier nu al een paar uur. Het is volgens mij niet pluis hier op de grond, maar ik ben ontzettend moe en kan me amper meer bewegen. O, ik voel iets knagen aan mijn achterlijf, au!

Foto: Ab H. Baas