Biologen verrijken de Nederlandse taal

Tegen het einde van het jaar kijk ik altijd uit naar de nieuwste uitgave van de “Entomologische tabellen”, een serie boekjes waarmee je bepaalde insectengroepen op kunt naam brengen. Dit keer was het de tiende aflevering, helemaal gewijd aan de Nederlandse breedvoetvliegen en basterdbreedvoetvliegen. Als u nog helemaal nooit van deze dieren gehoord hebt moet u dat niet raar vinden, want ik had er ook nog nooit van gehoord. Als u ze verwart met bochelvliegen, oogkopvliegen, mineervliegen of dansvliegen dan is dat ook niet raar, want daar lijken ze een beetje op. Eerlijk gezegd vind ik ze ook een beetje op fruitvliegen lijken en hun kleuren doen denken aan zweefvliegen. Maar breedvoetvliegen kunnen beter lopen dan vliegen; ze hebben niet voor niets brede voeten. Als u een klein vliegje met rode ogen snel over een blad ziet lopen kan het er eentje zijn; je ziet ze vooral in de herfst. Ze zitten ook vaak op paddenstoelen, waar ze hun eieren in leggen. De larve leeft in de paddenstoel. En ze zijn kieskeurig! Elke soort heeft een voorkeur voor één bepaalde soort paddenstoel.

Is het niet prachtig dat er breedvoetvliegen bestaan, en zelfs basterbreedvoetvliegen? Dat insecten zulke onuitsprekelijke namen kunnen hebben, waar een normaal mens nog nooit van gehoord heeft, daar word ik helemaal blij van, zo aan het einde van het jaar.

U denkt dat ik een grap maak, maar dat is niet zo. Alle vliegen die ik boven noem bestaan echt. Er zijn nota bene 36 soorten breedvoetvliegen in Nederland, weten we nu. De entomologen die de tabel gemaakt hebben, hebben daar jaren aan gewerkt. Het zijn meestal fanatieke vrijwilligers die dit soort werk doen, want bij de Nederlandse universiteiten wordt het haast niet meer gedaan; er is geen geld voor te vinden. Het werk van vrijwilligers wordt gecoördineerd vanuit Naturalis in Leiden.

In de tabel staan prachtige foto’s waarmee u alle 36 soorten breedvoetvliegen direct kunt herkennen, als u een exemplaar vindt. Met het boekje in de hand kunt u vaststellen of u te maken hebt met een donkere dwergelfenbreedvoetvlieg, of een gestreepte zilvervlekbreedvoetvlieg of misschien een bonte hertenzwambreedvoetvlieg?

U begrijpt dat biologen erg veel moeite doen om goede Nederlandse namen te vinden voor de insecten die ze beschrijven. En omdat er zo ontzettend veel zijn heb je ook veel woorden nodig om precies aan te geven welke soort je bedoelt. “Vlieg” is niet voldoende want daarvan hebben we er in Nederland 4967, tenminste bij de laatste telling in 2010; ongetwijfeld zijn er intussen een stuk of 100 bijgekomen.

Elk jaar komen er weer nieuwe soorten bij. Soms waren ze al die tijd al in Nederland, maar niemand had er nog goed naar gekeken, in andere gevallen duiken ze opeens op of ze komen onder invloed van de klimaatverandering vanuit het zuiden oprukken. Zo werden we vorig jaar verblijd met de vondst van een rimpelpoppenrover, die al 93 jaar niet in Nederland gezien was. Hoe heeft Nederland al die tijd kunnen bestaan zonder rimpelpoppenrover, vraag je je af. En wat dacht u van de walnootboorvlieg? Die rukt steeds verder op. En vorig jaar werd ook de uiterst zeldzame regenbooggoudwesp in Nederland gevonden. Die naam werd trouwens bedacht door de redactie van het jeugdjournaal. De soort had tot dan toe nog geen Nederlandse naam.

Ik kan het enorm waarderen dat biologen goede Nederlandse namen proberen te geven aan alle insecten in Nederland. Dat geeft nog een beetje tegengas tegen de algemene verloedering van het Nederlands door de invasie van Engelse woorden. De biologen verrijken de Nederlandse taal.

Dit jaar is compleet. Gewapend met de kennis dat we 36 soorten breedvoetvliegen op Nederlands grondgebied hebben kan ik met een gerust hart beginnen aan 2017.