De betekenis van ooievaar en dromedaris

Even moest ik zoeken maar ik vond het weer terug: een brief van Anjet Daanje, veelgelauwerd schrijfster en winnaar van de Libris literatuurprijs 2023, gericht aan mij. Dat zit zo. Haar fenomenale boek “Het lied van ooievaar en dromedaris” heeft ze opgedragen aan o.a. haar vader, Piet den Boer. En ze vermeldt diens geboortejaar en sterftejaar erbij: 1926-2016. Nu heb ik een Piet den Boer gekend, een bioloog, verwoed liefhebber van loopkevers en vrij bekend in de biologenwereld van de jaren tachtig. In die tijd deed ik als jonge promovendus mee aan een discussiegroep over een technisch onderwerp in de toen populaire populatiebiologie. Daar zat ook Piet den Boer bij en een serie andere hotemetoten, waar ik erg tegenop keek. Piet den Boer gaf bij een conferentie over populatiebiologie commentaar op mijn lezing, een van de eerste die ik gaf, en hij moedigde me aan.

 In 2016 zag ik dat “mijn” Piet den Boer overleden was en ik schreef een condoleancekaart naar het familieadres, met een opmerking erop, ik weet niet meer wat. Een tijdje later kreeg ik van de familie een kaartje terug waarin ik hartelijk bedankt werd voor het blijk van medeleven. Toen ik jaren later de opdracht in het boek van Anjet zag en ik concludeerde dat de geboorte- en sterftejaren van haar vader overeenkwamen met die van “mijn” Piet den Boer, ging ik als een gek zoeken in oude correspondentie naar dat bedankkaartje. Gelukkig vond ik het. Het was van Anjet den Boer (ze gebruikt als schrijfster de naam van haar moeder)! Ik heb zeven jaar een relatie gehad met Anjet zonder dat ik het wist!

Deze ontdekking kwam als een Proustiaanse dubbelbeleving bovenop het toch al indrukwekkende boek, een van de allerbeste Nederlandse boeken die ik ooit gelezen heb. Maar het schiep ook een verplichting. Anjet is de dochter van een bioloog. Zijn er in haar boek biologische zaken, vingerwijzingen van haar vader die een rol spelen in het verhaal? Ja die zijn er. Anjet is zelf wiskundige en ze schroomt niet om één van haar personen, Heleen Klooster (die van alle 150 personages het meest op Anjet zelf lijkt, denk ik) aantekeningen te laten maken over een n-dimensionale, niet-lineaire partiële differentiaalvergelijking. Dat een schrijver zo’n term in een boek durft te noteren, een term die alleen door wiskundigen en een enkele theoretisch onderlegde bioloog begrepen wordt, dat kan alleen een groot schrijver doen.

Maar er zit ook veel biologie in het boek, te veel om op te noemen, je zou er een vergelijkende studie van moeten maken. Maar ik houd het hier bij de raadselachtige titel. Om te beginnen, het boek gaat helemaal niet over een dromedaris en ook niet over een ooievaar, laat staan dat ze een lied aanheffen. De dromedaris komt voor in Hoofdstuk 8 als een verzonnen dier, een dier waarvan het bestaan met een kromme redenering aangetoond wordt, een model voor iets dat mensen wel geloven maar niet echt bestaat. De ooievaar, die opduikt in Hoofdstuk 10, is ook een verzonnen dier, hij is moeilijk te zien, maar je ziet wel zijn pootafdrukken in het zand en de modder. Je kunt met zijn allen een ooievaar lopen, bijvoorbeeld op het strand.

Deze dieren deden me denken aan de griel van Marquez. In het boek “Liefde in tijden van cholera” van Gabriel García Márquez komt een scène voor met een biologisch detail dat ik lange tijd niet begreep. Márquez beschrijft in het begin van het derde hoofdstuk dat dokter Juvenal Urbino na het overlijden van zijn vader uit Parijs terugkeert naar zijn geboorteland Colombia. De eerste nacht in het ouderlijk huis brengt hij slapeloos door. Hij heeft last van de warmte en van de vreemde geluiden om hem heen. En dan komt het: Door een kier van de deur is een roerdomp zijn slaapkamer binnengeglipt. Het beest stapt rond in het donker met zijn lange poten alsof hij de weg kwijt is. Precies op elk uur maakt hij een geluid om de tijd aan te geven.

Ik vond dit een raadselachtige scène. Roerdompen staan er niet om bekend dat ze de huizen binnengaan. Het zijn reigerachtige vogels van rietlanden, slecht te zien omdat ze geelbruin gestreept zijn en met hun kop omhoog staan tussen het riet. Hun geluid klinkt als “woemp”, maar of ze dit geluid precies elk uur maken betwijfel ik.

Die raadselachtige scène achtervolgde me totdat ik een keer in een boekhandel de Engelse vertaling van het boek in handen had. Ik zocht de betreffende passage op en zag dat de vogel in het Engels “curlew” genoemd werd, de Engelse naam voor wulp. Ook de wulp is geen vogel die je binnenshuis verwacht dus toen ik de Engelse versie gelezen had werd het raadsel alleen maar groter. En waarom zou de Nederlandse vertaling verschillen van de Engelse?

Ik vroeg aan Catalina, mijn masterstudente uit Colombia of zij voor me wilde uitzoeken wat er precies in de originele Spaanse uitgave staat. Na een tijdje had ze het gevonden: Márquez heeft het over een “alcavaran”, een griel. In Colombia is er maar één soort, de Caribische griel, met de wetenschappelijke naam Burhinus bistriatus. Dit moet dus het dier geweest zijn dat Márquez voor ogen had toen hij de scène schreef.

Grielen zijn forse vogels, met lange poten en een korte stevige snavel, die voorkomen in open droge terreinen zoals savannes. In Nederland komt ook een grielensoort voor, die wij simpelweg griel noemen. Hij broedt hier niet, maar wordt af en toe gezien als doortrekker. Grielen zijn wel enigszins verwant aan wulpen, maar zeker niet aan roerdompen. Dus de Engelse vertaling zit er dichter bij dan de Nederlandse, maar ze zijn beide fout.

Ook grielen zijn geen vogels die zomaar je slaapkamer binnensluipen, dus de scène blijft raadselachtig. Waarschijnlijk heeft Márquez door een rare vogel te kiezen het ongewone van de situatie willen aangeven en wellicht vertegenwoordigt de griel de geest van dokter Urbino’s vader die nog rondwaart in het huis.

Dit is volgens mij ook de manier waarop je het lied van ooievaar en dromedaris van Daanje moet lezen. Het gaat niet om de dieren zelf, het gaat om het optreden van een dier in een ongewone situatie. De schrijver wil vervreemding en verwondering wekken. Het past helemaal bij de ongekende fantasie in Daanje’s boek. Ze beschrijft een zogenaamd historische figuur, Eliza Drayden, die een wereldberoemd boek heeft geschreven, maar alles wat Daanje erover schrijft is verzonnen. De dieren die op ongewone momenten en in rare situaties verschijnen zijn de biologische snippers die als juweeltjes door haar vader in het boek geplant zijn.