De pijl van de tijd wijst maar één kant op
Waar gaan we heen in deze tijd van verwarring, met oorlogen in het Midden-Oosten, verkiezingen met onverwachte winnaars en Zwarte Pieten die niet zwart mogen zijn? Houd u vast aan de pijl van de tijd, is mijn advies. Die gaat maar één kant op: altijd vooruit.
Dat de tijd in één richting wijst is in onze dagelijkse beleving van de wereld zo klaar als een klontje. We worden ouder, niet jonger, een nieuw pak verslijt en de aardolie raakt op. Maar gezien vanuit de natuurkunde is het helemaal niet zo logisch dat de tijd maar één kant op gaat. In de wetten van de natuurkunde komt de tijd niet voor. Natuurkundige bewegingen zijn symmetrisch in de tijd, dat wil zeggen dat dezelfde wetten gelden als ze vooruit dan wel achteruit lopen. Als je een filmpje maakt van botsende biljartballen kun je dat zowel voor- als achteruit afspelen en je kunt aan het filmpje niet zien welke echt is en welke achteruit loopt. Zelfs als je een filmpje maakt van een bal die uit je hand op de grond valt kun je dat achterstevoren afdraaien en zien als een beweging in de grond die de bal omhoog stoot, naar je hand toe. Zo’n gebeurtenis is niet erg waarschijnlijk, maar wel mogelijk en natuurkundig volledig verklaarbaar.
Dit idee van tijdsymmetrie in de natuurkunde klopt natuurlijk niet met onze persoonlijke beleving van de tijd. Waar komt de pijl van de tijd dan vandaan? Het begrip tijd is een monster waar vele filosofen zich de hersens over afgepijnigd hebben. Afgelopen week viel het magistrale boek van G.J. Whitrow uit mijn kast, “The Natural Philosophy of Time”. Jaren geleden, toen ik nog een jonge wetenschapper was, heb ik dat boek gelezen en ik kan me nog herinneren dat het me bovenmatig fascineerde. Ik werd er helemaal opgewonden van, zo mooi. Hoe kun je genieten van een filosofisch boek over de tijd, vraagt u zich af. Ik wil niet zeggen dat ik normaal ben, maar toch is het echt zo. En nog steeds! Daarom kan ik u er hier nog iets over vertellen.
De richting van de tijd komt uit een onderdeel van de natuurkunde dat bekend staat als de warmteleer. De warmteleer zegt dat elk systeem de neiging heeft om tot chaos te vervallen omdat bij elke overgang van energie warmte verloren gaat; geen enkel proces is 100% efficiënt. Complete chaos heerst als alles door elkaar heen ligt, zoals na een wervelwind die door een schroothoop raast. Chaos ontstaat vanzelf; om orde te scheppen moet je energie verzetten. De bouw van tempels in Syrië kostte de Romeinen bloed, zweet en tranen; met aan paar bommen liggen ze in de puin. Het heelal zal uiteindelijk en onafwendbaar vervallen tot maximale chaos: men noemt dit de warmtedood van het heelal.
Maar hoe zit het dan met de biologie? De biologie lijkt tegen de chaos in te werken. Zolang een dier leeft houdt het een enorm ingewikkeld en geordend lichaam in stand. Een hart, een nier, een lever, een long, ieder orgaan heeft zijn eigen bouw en functie. Alles moet super precies op elkaar ingeregeld zijn. Pas als de dood intreedt vervalt het lichaam weer tot chaos. Toch is ook de biologie niet in strijd met de neiging tot chaos. Wij kunnen alleen leven als we om ons heen meer chaos maken dan er zou zijn als we er niet waren. Om ons lichaam op orde te houden moeten we constant energie uit de omgeving opzuigen. Wij creëren de orde van ons lichaam ten koste van de omgeving, die onverbiddelijk vervalt tot nog meer chaos.
De pijl van de tijd wijst maar één kant op, ondanks al ons geploeter om er tegenin te roeien, een geruststellende gedachte, dacht ik, in deze tijd van wanorde.