Hernieuwd debat over de ouderdom van de mens
Direct toen ik de plaatjes zag van de sensationele vondsten van fossielen in Marokko begin deze maand zei ik in mijn omgeving: “Dat is helemaal geen Homo sapiens, het zijn neanderthalers die de straat van Gibraltar overgestoken zijn.” Het aangezicht en de onderkaak van het fossiel mogen dan menselijk aandoen, de schedel die ze daar eerder gevonden hebben lijkt veel meer op een neanderthaler en de stenen werktuigen zijn ook typisch neanderthaler. Dat de Marokkaanse fossielen meer dan 300.000 jaar oud zijn betekent niet dat wij, Homo sapiens ook zo oud zijn, want neanderthalers vormen een uitgestorven zijlijn en zijn niet onze voorouders.
Maar ik kreeg geen medestanders, ook niet na mijn ingezonden brief in de Volkskrant. Mijn collega aan de VU, paleontoloog Bert Boekschoten, vond dat ik niet zo moeilijk moest doen en John de Vos, paleontoloog uit Leiden, liet me weten: “hartstikke Homo sapiens”. Daar heb ik even niet van terug, want beide heren heb ik hoog zitten; bovendien is de eerste auteur van het Nature-artikel van 1 juni, Jean-Jacques Hublin, een wereldberoemde expert op het gebied van de evolutie van mensen en neanderthalers. Met zoveel tegenwind moet ik misschien mijn mond houden.
Maar waar ik wel aan vasthoud is de stelling dat als je de vondsten in Marokko, 315.000 jaar oud, ziet als vertegenwoordigers van Homo sapiens, dat in strijd is met jarenlang genetisch onderzoek. DNA-analyses van huidige mensen geven als resultaat dat Homo sapiens niet ouder is dan 200.000 jaar, eerder minder dan meer.
In de publicaties van de paleontologen wordt vaak aangevoerd dat uit oud-DNA-onderzoek blijkt dat de splitsing tussen mens en neanderthaler al minstens 500.000 geleden plaatsvond. Dat klopt helemaal, maar het betekent niet dat de mens ook 500.000 jaar oud is. Er kan nog van alles tussen gezeten hebben. Als je vanuit het DNA de splitsing tussen mens en hagedis uitrekent kom je op 300 miljoen jaar. Maar dat betekent niet dat de mens 300 miljoen jaar oud is! Het betekent slechts dat mensen en hagedissen een gemeenschappelijke voorouder hadden (een primitief reptiel) die 300 miljoen jaar geleden leefde. Zo moet je ook de splitsing tussen mens en neanderthaler zien. De meest logische kandidaat voor de gemeenschappelijke voorouder die wij delen met de neanderthaler is de Afrikaanse Heidelbergmens, waarvan we fossielen aantreffen in Zambia (ook genoemd Rhodesiëmens) en in Zuid-Afrika (bij Florisbad). Die mensachtigen hebben behoorlijk primitieve kenmerken; je wilt ze echt geen Homo sapiens noemen. Ze kunnen na de afsplitsing van de neanderthaler-lijn nog geruime tijd in Afrika geleefd hebben voordat Homo sapiens zich daar van afsplitste.
De eerste genetische schatting van de ouderdom van de mens gaat terug op een artikel van de Amerikaanse onderzoekster Rebecca Cann uit 1987. Zij isoleerde DNA uit placenta’s van bevallingen in Amerikaanse ziekenhuizen en bracht de verschillen tussen mensen in verband met de etnische achtergrond van de ouders. Het was voor het eerst dat iemand probeerde om uit de variatie in het DNA de ouderdom van de mens te schatten. Haar publicatie baarde indertijd net zoveel opzien als de publicatie van Hublin nu, maar dan andersom. De paleontologen wilden toen niet geloven dat de mens maar 200.000 jaar oud was. Toch kreeg de genetica later gelijk. De schatting van Cann is diverse malen bevestigd. Ik kan zo vijf artikelen opnoemen, allemaal in vooraanstaande tijdschriften, die in de loop van de jaren met verschillende methodes gedaan zijn. Als je al die schattingen middelt kom je uit op 184.000 jaar geleden als de oorsprong van de mens.
Natuurlijk is het niet erg dat er verschil van inzicht is en dat bestaande opvattingen ter discussie gesteld worden. Dat maakt de wetenschap juist zo boeiend. Maar voorlopig houd ik het erop dat de stand is: één fossiel tegen vijf genetica.