Wind in het weerbericht
Het weerbericht van de televisie is voor de automobilist. Ik zou graag meer aandacht willen zien voor de weerbeleving van degene die per fiets boodschappen doet, die op de fiets naar zijn werk gaat en de vele schoolkinderen die naar school fietsen.
Voor een fietser is de wind heel belangrijk. Hoe hard waait het en uit welke richting komt de wind? Al bij windkracht 3 gaat het uitmaken of je de wind voor of tegen hebt. Maar de weerman heeft het pas over de wind bij windkracht 5. Op het scherm staat wel een pijl met een aanduiding van de windkracht, maar meestal staat de weerman ervoor en uit het verhaal blijkt duidelijk dat het hem vooral gaat om de neerslag en de temperatuur. De wind lijkt hem niet te interesseren. Dat komt natuurlijk omdat hij met de auto naar de studio gaat. Weermannen zouden verplicht moeten worden met de fiets naar het werk te komen. Ik heb hier al eens eerder over geschreven op deze plaats, maar dat heeft weinig uitgehaald. Daarom probeer ik het op een andere manier: beste Gerrit, doe het voor de aaltjes.
Aaltjes zijn kleine beestjes die in de bodem zitten maar een bijzondere relatie hebben met de wind. “Aaltjes” is eigenlijk een rare benaming want het zijn geen vissen. Alleen onder de microscoop zien ze er een beetje uit als een paling. Ze lijken meer op wormpjes en zo worden ze vaak genoemd, maar biologisch gesproken zijn het geen wormen. Ze zijn meer verwant aan insecten dan aan wormen. Het is een groep apart.
Van deze aaltjes zijn er zo ontzettend veel in de bodem dat de oervader van de aaltjesonderzoekers, de Amerikaan Nathan Cobb, al in 1915 opmerkte: “Als je alles zou weghalen, het hele universum, behalve de aaltjes, dan zou je nog steeds het aardoppervlak zien, met alle bergen en dalen, als een dun laagje aaltjes”.
Aaltjes hebben geen poten en ze kunnen niet vliegen. Om ergens anders te komen wurmen ze zich door het bodemvocht. Daarmee kom je natuurlijk niet ver. Dat heeft een nadeel, want het gevolg is dat je alleen nakomelingen krijgt met de aaltjes die direct om je heen zitten. Er ontstaan al snel familieclusters die het onderling doen. Daarmee verlies je de genetische variatie die nodig is om je aan te passen aan nieuwe omstandigheden. Maar daar hebben de aaltjes iets op gevonden, jawel: de wind.
Op gezette tijden en vooral als het voedsel begint op te raken veranderen de aaltjes in een speciale vorm, die stopt met eten, een harde huid krijgt en heel lang kan leven. Dat stadium wordt met een mooi Duits woord “dauer” genoemd. Het is geen ruststadium want de diertjes kruipen naar het oppervlak, vaak in grote groepen, ze zoeken een open plekje of het uiteinde van een grasspriet, gaan op hun staart staan en beginnen te zwaaien met hun kop. Dit gedrag noemt de bioloog “nictatie” (één moeilijk woord in deze column mag wel, dacht ik). Het heeft tot gevolg dat de beestjes gemakkelijk meegenomen worden door de wind.
Het je laten meevoeren door de wind als manier om een ander plekje op te zoeken komt ook voor bij andere dieren. Ik ken het zelf van springstaarten, een soort insecten in de bodem. Op bepaalde tijden in het jaar kun je die heel goed verzamelen door de takken van de bomen af te kloppen. Maar wat doen ze daar? Men zei altijd dat ze naar boven gingen om te eten. Maar in de bodem is eten genoeg. Toen een promovendus van mij met DNA-methodes naar de springstaarten ging kijken ontdekte hij dat ze in de boom klimmen om weggeblazen te worden.
Maar hoe weet het aaltje, hoe weet de springstaart, of er wind op komst is? Juist: daarvoor hebben we het weerbericht nodig. Met de windverwachting! Gerrit, de aaltjes roepen! Ik geef het wel aan ze door.