Zorg voor het gemeenschappelijk huis

Het is nu vijf jaar geleden dat Paus Franciscus zijn “milieu-encycliek” “Laudato Si’ – over de zorg voor het gemeenschappelijke huis” uitgaf. Bisschop Jan Hendriks besprak dit feit in zijn Pax Christi-lezing vorige week in Monnickendam. Het was voor veel mensen indertijd een grote verrassing, dat een paus zich zo openlijk uitsprak tegen milieuvervuiling, tegen klimaatverandering en tegen de sociale ongelijkheid die ermee gepaard gaat. Hij pleitte voor een integrale ecologie van de mens, een maatschappij waarin de mens leeft in harmonie met de aarde, ons gemeenschappelijk huis. Omdat ik zelf ecoloog ben sprak de encycliek mij erg aan. Franciscus’ afkeer van de consumptiemaatschappij, zijn pleidooi voor beperking van economische groei en gerechtigheid tussen de generaties, het zijn allemaal onderwerpen die een soort radicaliteit uitstralen die je niet verwacht van een kerkelijke institutie. Je kunt zeggen wat je wilt van de paus en de katholieke kerk, maar op milieugebied staan ze duidelijk aan de goede kant van de geschiedenis. Bisschop Hendriks heeft nota bene meegelopen in de grote klimaatdemonstratie in Amsterdam, vorig jaar. Ik vind het ook een goede zaak dat de bisschoppen ook nu, na vijf jaar, er weer op terugkomen en het niet gelaten hebben bij een eenmalige oprisping. Hendriks legde uit dat de Heilige Stoel zo’n encycliek omgeeft met een diplomatiek offensief; de recente aandacht voor Laudato si’ moet kennelijk in dat licht worden gezien.

Het is niet vijf jaar, maar al 20 jaar geleden dat de Nederlandse chemicus Paul Crutzen een nieuw tijdperk uitriep: het Antropoceen. Hij vond dat de evolutie van de aarde nu zo sterk door de mens wordt beïnvloed dat we kunnen spreken van een keerpunt in de aardgeschiedenis. Nog nooit was een diersoort zo overheersend als de mens. De kooldioxideconcentratie in de atmosfeer, de uitstoot van stikstof, de vermesting van het water, alle landschappen, het hele aanzicht van de aarde, worden gedomineerd door Homo sapiens. Zelfs in het vet van de ijsbeer, de kusten van afgelegen eilanden, de diepste oceanen, hoog in de stratosfeer, overal zijn stoffen te meten die daar beland zijn door menselijke activiteiten. De mens is zijn gemeenschappelijk huis zwaar aan het uitwonen. Vandaar dat Crutzen het nieuwe tijdperk Antropoceen noemde. “Antropos” betekent mens en “ceen” betekent “nieuw”. Het Antropoceen begon in 1784, het jaar waarin James Watt de stoommachine uitvond.

Zelf heeft Crutzen onderzoek gedaan naar stoffen die als drijfgassen in spuitbussen zitten, zogenaamde CFKs. Deze gassen ontwijken naar de lucht en stijgen op in de dampkring. In de stratosfeer breken ze de ozonlaag af, ontdekte Crutzen. Dat er op 20 km hoogte in de lucht dingen gebeuren die een gevolg zijn van menselijke activiteiten op de grond was in die tijd volkomen nieuw. In 1995 kreeg Crutzen de Nobelprijs voor de Scheikunde. Dat het een Nederlandse wetenschapper was die met succes waarschuwde voor een mondiaal probleem vervulde ons ecologen indertijd met veel trots.

Aan de CFK-problematiek is vrij snel iets gedaan. Via een internationaal verdrag, het Montrealprotocol, is de uitstoot aan banden gelegd, al vanaf 1989. Nog steeds is deze overeenkomst geldig en hij wordt geregeld bijgesteld. Het is een van de succesverhalen van de milieubeweging.

Het Montrealprotocol laat zien dat grootschalige milieuproblemen met mondiale verdragen oplosbaar zijn. Maar met een mondiale actie tegen de klimaatverandering schiet het geen ene moer op. De wereldleiders zijn vooral druk met hun eigen hachje in plaats van met de problemen die er echt toe doen. Ook al noemen sommigen zich christen, ze zijn doof voor geluid uit Rome of waarschuwingen van Nobelprijswinnaars. Misschien moet de paus ter gelegenheid van vijf jaar Laudato si’ een paar wereldleiders bij zich roepen en ze eens flink met de koppen tegen elkaar slaan. “Lees een keer wat ik in 2015 geschreven heb over klimaatverandering! En doe er wat aan, verdorie!” Dat laatste woord mag hij eventueel inslikken, maar de rest zou hij luid en duidelijk moeten zeggen.