Stikstof voor en stikstof na

Mijn collega Rien Aerts nam vorige week afscheid van de universiteit met een afscheidscollege. De man heeft zijn hele carrière gewerkt aan stikstof. 34 jaar geleden ging zijn inaugurele rede over stikstof, nu nam hij afscheid, het ging weer over stikstof. En wat is er in die tijd gebeurd in de politiek? Niks doen, negeren, vooruitschuiven, ontkennen, weer vooruitschuiven, ach en wee roepen over de boeren en weer vooruitschuiven. Het is een schande te zien hoe de politiek beter luistert naar de belangenorganisaties van de agrarische sector dan naar het wetenschappelijk bewijs dat zonneklaar aantoont dat de stikstofneerslag in Nederland te hoog is, een factor 2 of 3 naar beneden moet om de natuur en de biodiversiteit weer een kans te geven. En er is niet een beetje bewijs voor het negatieve effect van de overmatige stikstofneerslag, er zijn boekenkasten, bibliotheken, vol met bewijs.

Al 40 jaar geleden zei professor Frans de Haan uit Wageningen al dat we moesten gaan praten over reductie van de veestapel in Nederland, anders zou er op termijn een koude sanering volgen. Hij maakte zich toen al zorgen over de manier waarop we met karrevrachten fosfaat en stikstof de Nederlandse bodem belasten. Nu zitten we met de gebakken peren: bodems die zo opgeladen zijn met voedingstoffen dat er alleen eentonige natuur op wil groeien. In natuurgebieden zijn vele zeldzame planten verdwenen en de insectenfauna is meer dan gehalveerd.

In de jaren 80 en 90 zijn aan alle Nederlandse universiteiten en instituten onderzoeksprogramma’s uitgevoerd naar de effecten van overmatige stikstofneerslag. Dat heeft geleid tot de zogenaamde kritische depositiewaarden, dat wil zeggen, de maximale stikstofneerslag uit de lucht die een natuurgebied nog kan hebben. Het zijn de best onderbouwde normen die we hebben, maar ze worden continu ter discussie gesteld, niet omdat ze slecht onderbouwd zijn, maar omdat er mensen zijn die grote financiële belangen hebben bij de hoogproductieve agrarische sector.

Vaak wordt gezegd dat de landbouw niet de enige bron is van ongewenste stikstof. Dat is waar; ook het verkeer en de industrie dragen eraan bij. De bijdrage van de landbouwsector is ongeveer 40%. Maar stikstof van de landbouw is in de vorm van ammoniak, dat niet ver van de bron neerslaat. Dat komt doordat ammoniak gemakkelijk met water reageert en uitregent. Als je kijkt naar de stikstof die op Nederlandse bodem valt is niet 40% maar 70% afkomstig van de landbouw. De stikstof uit het verkeer, in de vorm van stikstofoxide, verspreidt zich over een veel groter oppervlak. Doordat we overwegend westenwinden hebben waait veel van die stikstofoxide naar Duitsland en Polen. We krijgen er ook stikstof bij, uit de Noordzee, Engeland en België, maar de hoeveelheid die we met de wind exporteren naar het buitenland is ruim drie keer zo groot. “We mogen ons gelukkig prijzen dat we westenwinden hebben” zei Rien Aerts, “anders zou de situatie nog veel erger zijn.” Nederland is de allergrootste producent van stikstof in Europa, de uitstoot is per hectare ongeveer vier keer zo hoog als het gemiddelde van de EU, becijferde TNO in een rapport uit 2019.

Nu lijkt het alsof ik anti-boer ben, maar dat is niet zo. Stikstof wordt niet uitgestoten door de boeren maar door hun varkens en koeien. De boerenstand moet niet verminderd, de veestapel moet omlaag, te beginnen met de intensieve varkenshouderij. Daarom is het uitkopen van boeren ook zo’n slecht idee. Misschien hebben we juist meer boeren nodig. Wat nodig is, is een transitie in de agrarische sector naar een lagere productie per hectare: met de helft minder vee op een natuurvriendelijke manier goede spullen maken, en daar een goede prijs voor krijgen. Laat dat nou eens doordringen tot de bestuurders in Den Haag en de provincies. Ik zeg het namens mijn collega’s en al die wetenschappers die al 40 jaar roepen om maatregelen: uitstel maakt het probleem alleen maar erger. Durf eens eerlijk en helder te zijn.